Vroege witte uitslag op gevelmetselwerk
Vervuiling van gevelmetselwerk met witte uitslag komt helaas regelmatig voor, terwijl het merendeel van de witte uitslag op relatief eenvoudige wijze te voorkomen is. Het lijkt er soms echter op dat het een algemeen geaccepteerd fenomeen is. De laatste decennia is er gelukkig meer onderzoek uitgevoerd naar het ontstaan van de verschillende vormen van witte uitslag en de mechanismen die eraan ten grondslag liggen. Dit onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat er onderscheid gemaakt moet worden in witte uitslag die al in een vroeg stadium van de bouw of vrij snel na de oplevering zich aftekent in de gevels en late witte uitslag, die pas na een jaar of nog langer zich begint af te tekenen. In dit artikel behandelen wij de vroege witte uitslag op gevelmetselwerk.
Vroege witte uitslag
De witte uitslag die wij waarnemen op gevelmetselwerk is bijna altijd een afzetting van opgeloste componenten die afkomstig zijn van de toegepaste bouwmaterialen. De uitbloeiingen en uitspoelingen komen van bestanddelen uit de metselstenen, metselmortel en het aanmaakwater of een combinatie van deze materialen. Vooral het verse metselwerk bevat bestanddelen die in water op kunnen lossen, omdat dan het verhardingsproces (hydratieproces) nog niet volledig heeft plaatsgevonden. Als het hydratatieproces verstoord wordt door externe factoren, zoals bijvoorbeeld overmatige belasting door regenwater of uitdroging door zon en hoge temperaturen, dan zullen er oplosbare bestanddelen in het gerealiseerde gevelmetselwerk ontstaan of blijven zitten. Het handelt zich voornamelijk om zout- en kalkverbindingen. Het gevelmetselwerk wordt uiteindelijk weer belast door regen of water afkomstig van de bouw. Het aansluitende drogingsproces van het gevelmetselwerk zorgt ervoor dat de oplosbare bestanddelen meegenomen worden naar het oppervlak van het gevelmetselwerk en zich daar afzetten. Deze afzettingen zijn de witte uitslag die waargenomen wordt op de metselstenen en/of metselmortel.
Keuze metselstenen en metselmortel
Het voorkomen van vroege witte uitslag op gevelmetselwerk begint al bij de juiste keuze van de metselstenen en metselmortel. De kwaliteiten en eigenschappen van bakstenen en betonstenen kan behoorlijk verschillen, waarbij dit ook geldt voor de eigenschappen die een verband houden met het ontstaan van vroege uitslag. De porositeit van de metselstenen is een belangrijke eigenschap, waarbij dit in het geval van bakstenen beoordeeld kan worden op basis van de gespecificeerde, initiële wateropzuiging of vrijwillige wateropneming. De producenten van bakstenen moeten ten aanzien van het gehalte aan actieve oplosbare zouten ook voldoen aan eisen. Op basis van de NEN-EN 771-1 moeten de bakstenen beproefd worden ten aanzien van het gehalte aan Na-, K- en Mg-zouten. Het moge duidelijk zijn dat een zo laag mogelijk gehalte aan actieve oplosbare zouten ook het risico op uitslag zal verminderen, hetgeen betekent dat de bakstenen in dat geval moeten voldoen aan categorie S2.
De afgelopen decennia hebben de producenten van metselmortels op het gebied van het voorkomen van uitslag een aantal veranderingen doorgevoerd in de producten die ze aanbieden. De meeste producenten bieden naast de reguliere metselmortels ook uitslag arme varianten aan. Helaas liggen er in normbladen of beoordelingsrichtlijnen geen eisen vast waaraan deze uitslag arme metselmortels moeten voldoen. Het maakt de beoordeling van de effectiviteit op basis van samenstelling zodoende niet mogelijk. Recentelijk is er door mortelproducent Omnicol ook een uitbloeiingsvrije doorstrijkmortel voor bakstenen gevelmetselwerk ontwikkeld. De samenstelling van deze doorstrijkmortel moet volgens de producent voorkomen dat er witte uitslag op het gevelmetselwerk ontstaat. Ook de beoordeling van de effectiviteit van deze doorstrijkmortel op basis van samenstelling is niet mogelijk door het ontbreken van normen of richtlijnen. De praktijk zal zodoende uit moeten wijzen of de uitslag arme of uitbloeiingsvrije metselmortels inderdaad voldoende effectief zijn.
Verwerkingsvoorschriften
Producenten van metselstenen en metselmortel leveren bij hun producten ook altijd verwerkingsvoorschriften. De ervaring leert dat deze voorschriften maar zelden bestudeerd worden, waardoor er een gerede kans is dat de producten niet op de juiste wijze worden verwerkt. Ten aanzien van het voorkomen van witte uitslag op het gevelmetselwerk zijn een aantal voorschriften echter wel van groot belang. In het geval van de bakstenen gaat dan vooral om de wijze waarop de bakstenen opgeslagen worden en geopperd worden op de steiger. Voor de metselmortel gaat het vooral om de omstandigheden waaronder de mortel nog verwerkt mag worden, waarbij bijvoorbeeld de minimale temperatuur van 5°C bijvoorbeeld van groot belang is. Daarnaast geven beide producenten aan dat het van groot belang is om het verse metselwerk goed te beschermen tegen regen of water dat vanuit de bouw over het gevelmetselwerk kan stromen.
Ook de brancheverenigingen verzorgen diverse publicaties en infobladen waarin ze uitleggen hoe en onder welke omstandigheden de metselstenen en metselmortels verwerkt moeten worden. Het klimaat in Nederland maakt het soms echter lastig om aan de gestelde voorwaarden te voldoen tijdens de verwerking, waardoor er op veel bouwplaatsen regelmatig de grenzen van het toelaatbare wordt opgezocht. Vooral in perioden met lagere temperaturen wordt er vaak toch nog gemetseld, terwijl cement niet meer reageert onder de 5°C. Het moge duidelijk zijn dat als het hydratieproces niet optimaal plaatsvindt, er een grote kans is dat er oplosbare bestanddelen in het metselwerk blijven zitten. De basis voor het ontstaan van de vroege witte uitslag is dan gelegd. Hetzelfde geldt voor het verstoren van het verhardingsproces door overmatige waterbelasting van het metselwerk.
Beoordelingsrichtlijnen
Naast de verwerkingsvoorschriften van producenten en infobladen van brancheverenigingen zijn er ook nog andere richtlijnen die bruikbare informatie bevatten ten aanzien van het voorkomen van witte uitslag op gevelmetselwerk. De beoordelingsrichtlijn BRL 2826-01 ‘Het realiseren van metselwerkconstructies’ bevat de volgende criteria ten aanzien van de verschillende klimaatomstandigheden waaronder metselwerk gerealiseerd zou moeten worden.
‘Het voorkomen van regenwater op het (verse) metselwerk komt de kwaliteit van het metselwerk als ook het aangebrachte isolatiemateriaal ten goede. Het metselwerk dient onder beschermende maatregelen te worden uitgevoerd, bijvoorbeeld onder een (regen/zomer) kap. De kans op witte uitslag, een verminderde isolatiewaarde van het isolatiemateriaal en overtollig (overbodig) bouwvocht in de spouw wordt hiermee beperkt.
Regen:
Het jonge metselwerk dient minimaal voor de duur van carbonatie te worden beschermd tegen regenval om uitslag te voorkomen. Ook moet voorkomen worden dat regenwater vanaf het dak of vloervelden in de spouw terecht komt. Ook spoelwater afkomstig van gestort beton, wanneer ruwbouw en metselwerk gelijktijdig worden opgetrokken, mag niet in de spouw terecht komen.
Zomer:
Bij hoge luchttemperaturen (richtwaarde T ≥ 25°C), maar vooral bij bezonning van het metselwerk, moet extra aandacht worden besteed aan de voorbevochtiging en nabehandeling van het metselwerk. Sterke bezonning moet worden voorkomen. Onder deze omstandigheden moeten sterk zuigende stenen (IW4) voor verwerking goed worden bevochtigd en kan het nodig zijn ook stenen uit klasse IW3 te bevochtigen.
Vorst:
Tenzij geen voorzieningen zijn getroffen gelden de onderstaande criteria:
Verwerking van de metselmortels bij weerfase 4 of hoger (gemiddelde temperaturen overdag beneden 0 °C en in de nacht op de meeste plaatsen: niet meer dan 5 °C vorst.) ter plaatse van het metselwerk is niet toegestaan.
Verwerken van metselmortels bij weerfase 3 (gemiddelde temperaturen overdag tussen 0 °C en plus 4 °C en in de nacht op vele plaatsen: meer dan 2°C vorst) ter plaatse van het metselwerk is toegestaan mits:
- de stenen, blokken en elementen tijdens de verwerking een temperatuur hebben die groter is dan 0 °C (bevroren of beijzelde producten mogen niet worden verwerkt);
- bij toepassing van geprefabriceerde metselmortels, de leverancier c.q. producent verklaart dat de geleverde metselmortel kan worden toegepast in de gegeven omstandigheden en de metselmortel verwerkt wordt overeenkomstig de verwerkingsvoorschriften van de producent;
- voor op de bouwplaats vervaardigde metselmortels, het metselbedrijf aantoont dat, in de gegeven omstandigheden, metselwerk gerealiseerd kan worden dat aan de gestelde eisen voldoet;
- het verse metselwerk zodanig wordt beschermd tegen bevriezing dat vorst geen schadelijke invloed heeft op de eigenschappen van het metselwerk.
- voor de verwerking van metselbakstenen met een wateropzuiging van IW1 gelden aanvullende eisen zoals opgenomen in paragraaf 6.5.1.1.’
De genoemde weerfasen kunnen teruggevonden worden in tabel 2 ‘Weerfasen’ in BRL 2826-01.
Het moge duidelijk zijn dat het altijd de voorkeur verdient om het metselwerk te realiseren onder ideale omstandigheden. Dergelijke omstandigheden zouden gerealiseerd kunnen worden door geklimatiseerd te gaan metselen, waarbij bijvoorbeeld de locatie waar gemetseld wordt voorzien wordt van een tentconstructie en indien nodig verwarming.
Als het dan toch fout gaat
Het fenomeen van vroege witte uitslag op gevelmetselwerk komt helaas veel voor. In veel gevallen handelt het zich om zoutverbindingen die zich afzetten op het oppervlak van het gevelmetselwerk. Deze afzettingen zullen bij de eerste regenbuien mee afspoelen, maar het wil niet zeggen dat de witte uitslag daarmee dan ook voorgoed voorbij is. Afhankelijk van de hoeveelheid oplosbare bestanddelen in het metselwerk kan deze vorm van uitslag een groot aantal jaren terug blijven komen. Het is zodoende aan te raden om bij een grote mate van deze witte zoutuitslag, toch een grondig reinigingsproces te hanteren en eventueel het gevelmetselwerk aansluitend ook te hydrofoberen. De wijze waarop het reinigen kan gebeuren is vastgelegd in de beoordelingsrichtlijn BRL 2826-08 ‘Reiniging van gevels van steenachtige materialen’. In deze BRL kan ook teruggevonden worden hoe het gevelmetselwerk gereinigd moet worden als er witte kalkuitslag aanwezig is. Deze vorm van vroege witte uitslag zal namelijk niet verdwijnen door afspoeling met water en zodoende het gehele jaar door aanwezig zijn. Het reinigen hiervan is echt noodzakelijk en dient ook vakkundig te gebeuren. Over het algemeen is het reinigen met een verdund sulfaminezuur de beste oplossing, waarbij dit wel correct uitgevoerd moet worden overeenkomstig de verwerkingsvoorschriften die bij het product worden meegeleverd. Hoe het gevelmetselwerk aansluitend op een correcte wijze gehydrofobeerd kan worden, kan teruggevonden worden in de CUR-Aanbeveling 61 ‘Het voegen en hydrofoberen van metselwerk’.
Concluderend
Het voorkomen van vroege witte uitslag op gevelmetselwerk begint al bij de juiste keuze van de metselstenen en metselmortel. Daarbij is het goed op elkaar afstemmen van deze twee producten ook van groot belang. Aansluitend dienen de verwerkingsvoorschriften van de metselstenen en metselmortel goed opgevolgd te worden. Het negeren of een klein beetje afwijken van de voorschriften kan soms al resulteren in het ontstaan van witte uitslag. De klimaatomstandigheden waaronder het metselwerk gerealiseerd mag worden, liggen uitgebreid vast in de BRL 2826-01. Als deze goed gevolgd worden is het risico op vroege witte uitslag heel klein, waarbij het altijd aan te raden is om beter een beetje aan de veilige kant te blijven van de criteria die worden voorgeschreven.
In een volgend artikel zullen wij de late witte uitslag op gevelmetselwerk behandelen en aansluitend ook nog andere vervuilingen die zich op gevelmetselwerk kunnen afzetten.
Klik hier voor het gepubliceerde artikel in Aannemer oktober 2022